Voordrachten in 2003
Door te klikken op de datum in onderstaande tabel wordt u naar de samenvatting van de betreffende lezing geleid.
Indien beschikbaar, vindt u daar ook een hyperlink naar de presentatie zelf.
....Datum.... |
Onderwerp
|
Spreker
|
---|---|---|
Bolvormige sterrenhopen
|
Dr. R. le Poole
|
|
De pijl van de tijd | ||
Vorming en ontwikkeling van compacte sterren
|
Prof. dr. F. Verbunt
|
|
De Gould Belt
|
Dr. J. de Bruijne | |
Melkwegstelsels, eilanden in het universum
|
R. Boomsma
|
|
Van Kepler tot supersnaren, keerpunt in het denken over de zwaartekracht
|
Prof. Dr. Ir. Sander Bais
|
|
De atmosferen van Aarde, Mars en Venus
|
Dr. Geert-Jan Roelofs
|
|
Zijn meerdaagse verwachtingen bruikbaar?
|
Robert Mureau
|
16-01-2003 Dr. R. le Poole
Bolvormige sterrenhopen
Geen uittreksel beschikbaar
20-02-2003 Dr. M. Nepveu
De pijl van de tijd
De tijd heeft een richting. Wanneer films worden gedraaid weten we meestal en heel snel of de film in de juiste richting afloopt of niet. We gaan op zoek naar (en vinden) een natuurkundige wet die verbonden is met deze richting, de zogenaamde Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica. De begrippen die nodig zijn worden uitgebreid uitgelegd.
Aan de hand van voorbeelden zullen we de wet "in actie" zien.
We zullen vervolgens zien dat het voorwaar geen sinecure is om deze wet te "verklaren". Daarbij zullen we de geschiedenis enigszins volgen. We zien tenslotte wat een mogelijke hedendaagse verklaring is voor de Tweede Hoofdwet.
20-03-2003 Prof.dr. F. Verbunt
Vorming en ontwikkeling van compacte sterren
Sterren smelten in hun binnenste lichte elementen samen tot zwaardere elementen. Aan het eind van hun leven laten ze hun kern achter als witte dwerg, neutronenster of zwart gat. De
witte dwergen werden aan het eind van de 19e eeuw voor het eerst ontdekt, neutronensterren en zwarte gaten kort na 1960. De laatste jaren is het onderzoek aan deze compacte objecten door de ontwikkeling van nieuwe, gevoelige instrumenten sterk uitgebreid. Na een korte historische inleiding zullen enkele van deze nieuwe ontwikkelingen worden besproken, zoals witte dwergen in bolvormige sterhopen, de oudste witte dwergen; neutronensterren alleen en in dubbelsterren; en zwarte gaten in dubbelsterren.
17-04-2003 Dr. J. de Bruijne
De Gould Belt
Reeds in 1847 merkte de astronoom Sir John Herschel op dat de heldere sterren aan de zuidelijke hemel niet symmetrisch ten opzichte van de Melkweg verdeeld zijn. Hij concludeerde dat het Melkwegvlak doorsneden wordt door een band van heldere sterren, welke grofweg langs een grote cirkel aan de hemel staan. In 1874 ontdekte Benjamin Gould dat Herschel's band ook aan de noordelijke nachthemel te zien is. Gould bestudeerde de posities van de sterren en concludeerde dat ze een afgeplatte, ringvormige verdeling in de ruimte moeten vormen, met de Zon en Aarde ergens in het binnenste. Deze structuur is sindsdien bekend als "Gould's Belt'' (de riem van Gould). Latere studies hebben ons geleerd dat de Gould Belt een grootschalige locale structuur in onze Melkweg is, bestaande uit sterren, stof, en gas. Er is bewijs dat de Gould Belt erg jong is (op zijn hoogst 60 miljoen jaar), en dat de Gould Belt vroeger veel kleiner was dan hij nu is. Met andere woorden: de Gould Belt dijt uit. Dit maakt de Gould Belt een zeer geschikt object om onze kennis en theorie-en aangaande de vorming en evolutie van sterren, stergroepen, en structuur in onze Melkweg te toetsen.
De lezing zal de ontdekking en de geschiedenis van de studie van de Gould Belt behandelen. Daarna zal ons huidige begrip van deze interessante structuur, mede gebaseerd op gegevens verkregen door de Hipparcos en ROSAT satellieten, aan bod komen. Vervolgens zal worden ingegaan op de verschillende theorie-en die beschrijven hoe de Gould Belt vroeger ontstaan is, en hoe het de Belt in de toekomst zal vergaan. Tenslotte zal het belang van de Gould Belt voor onze Melkweg worden besproken. Als toegift volgt een `sneak preview' in de toekomst: Europa heeft vergevorderde plannen voor een enorm satellietproject (GAIA) dat het Gould Belt enigma voor eens en voor altijd zal oplossen.
18-09-2003 R. Boomsma
Melkwegstelsels, eilanden in het universum
Als je op een heldere nacht, als de maan afwezig is en je ver weg van de bebouwing bent, omhoog kijkt, dan zie je een witte band over de hemel lopen. Dit is onze Melkweg. Pas sinds afgelopen eeuw weten wij dat de Melkweg niets anders is dan een verzameling van 10 miljard sterren, waarvan onze zon er een is. Het heelal houdt niet op bij onze Melkweg. Er buiten bevinden zich, naast uitgestrekte leegten, vele andere melkwegstelsels. Sommigen zien eruit als de onze, een spiraalstelsel, anderen weer totaal anders. Tijdens deze lezing zal de hele dierentuin van melkwegstelsels de revue passeren. Ook zal er ingegaan worden op het ontstaan van deze objecten.
16-10-2003 Prof. dr. ir. Sander Bais, Instituut voor Theoretische Fysica Universiteit van Amsterdam
Van Kepler tot supersnaren, keerpunt in het denken over de zwaartekracht
In de natuurkunde worden materie en zijn bouwstenen beschreven op basis van de quantummechanica. Anderzijds wordt de ruimte-tijd waarbinnen de fysische processen zich afspelen beschreven door de algemene relativiteitstheorie van Einstein. Supersnaartheorie beoogt beide samen te brengen binnen een nieuw conceptueel kader waarbij zowel materie als de ruimte-tijd gemaakt zijn van miniscule supersnaartjes. Het is een overkoepelende quantumtheorie van alle fundamentele wisselwerkingen inclusief de zwaartekracht. Wij volgen de historische weg die via Keppler, Newton en Einstein naar deze nieuwe theorie heeft geleid en bespreken waarom zij (nog) niet tot het nieuwe paradigma is verheven. De voordracht is een inleiding en er is weinig voorkennis voor nodig.
13-11-2003 Dr. Geert-Jan Roelofs, Docent/onderzoeker aan het Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek Utrecht (IMAU) Universiteit Utrecht
De atmosferen van Aarde, Mars en Venus
De atmosfeer is een belangrijk onderdeel van het klimaatsysteem van een planeet. De relatief dunne gaslaag bepaalt de stralingsbalans van de planeet: de straling afkomstig van de zon warmt de planeet op, en die opwarming wordt gecompenseerd door emissie van straling afkomstig van het planeetoppervlak en van de atmosfeer naar de ruimte. Hoeveel straling daadwerkelijk geabsorbeerd dan wel doorgelaten wordt hangt af van de karakteristieke eigenschappen van de atmosfeer. Observaties en modelstudies hebben veel inzicht verschaft in de fysische en chemische principes die het aardse klimaat bepalen. Dezelfde principes zijn ook van toepassing op de twee buurplaneten Mars en Venus, maar wat voor klimaat ontstaat er wanneer belangrijke parameters andere waarden hebben? Wat voor rol speelt de stand van een planeet ten opzichte van de zon? Waarom bevat de atmosfeer van de aarde relatief weinig kooldioxide vergeleken met Mars, maar is het broeikaseffect op aarde veel groter? Wat betekent de aanwezigheid van water en wolken voor het klimaat, en waarom bevatten de atmosferen van Mars en Venus nauwelijks water? In deze voordracht worden de atmosferische circulatie en het klimaat van de drie planeten aarde, Mars en Venus met elkaar vergeleken, en de invloed van baanparameters, de stralingsbalans, en de atmosfeer toegelicht.
18-12-2003 Robert Mureau KNMI
Zijn meerdaagse verwachtingen bruikbaar?
Zijn we al een twintigtal jaren vertrouwd met de vijfdaagse verwachting, nu zien we sinds kort ook een tiendaagse verwachting. Bij veel mensen roept dit vragen op: hoe kunnen we verwachtingen geven voor zo lang vooruit terwijl de verwachting voor morgen nog lang niet altijd perfect zijn? En hoe zit dat dan met seizoensverwachtingen? In deze lezing wordt uitgelegd hoe meerdaagse verwachtingen tot stand komen, welke technieken ervoor gebruikt worden en vooral hoe je de meest bruikbare informatie uit de verwachting kan krijgen. We zullen ingaan op de verschillen tussen de prikwaarde en de kans op een gebeurtenis. Prikwaarden lijken een scherp beeld te geven, maar we zullen bespreken hoe kansverwachtingen kunnen helpen bij het beter afwegen van de informatie, omdat ze beter inzicht verschaffen in de betrouwbaarheid van de verwachting. Ook zal uitgebreid worden ingegaan hoe het KNMI met de tiendaagse verwachtingen de afgelopen zomer RijksWaterstaat van informatie heeft voorzien met betrekking tot de warmte en de droogte.